TWEE GENERATIES
‘PIN JEZELF NIET VAST OP EEN EIGEN STIJL’
Tekst Bas Popkema Beeld Jeroen Dietz
‘BIJ MIJN EERSTE BAAN ONTWIERP IK MET POTLOOD ACHTER EEN TEKENTAFEL’

Huib Ribbens (62) stond zich als jongen al te vergapen aan het iconische Tomadohuis in Dordrecht. Kotryna Knegt-Žvironaitė (31) volgde als Litouwse tiener tekenlessen om naar de architectuuropleiding te kunnen. ‘De combi van creativiteit en logica maakt dit werk zo leuk.’
Tussen de arbeiderswoningen in het Amersfoortse Soesterkwartier rijst de ‘Sint-Henricus’ omhoog naar de hemel. Eind jaren negentig was de markante kerk bijna gesloopt. Maar AG NOVA Architecten en een paar ontwikkelaars ontfermden zich over het pand. De kerk werd in tweeën gesplitst. Aan de ene kant zit nog altijd een kerkzaal, aan de andere kant houdt het architectenbureau kantoor onder de metershoge bakstenen gewelven.
‘Het is een prachtige werkplek,’ zegt Kotryna. ‘Zoals de gespreksruimte in de torenkamer. Nu is het wat stilletjes omdat veel mensen thuiswerken, maar meestal is het hier een creatieve boel.’ Een team van ruim twintig medewerkers ontwerpt hier van alles, van klein tot groot: villa’s, woonblokken, kantoren, maar ook herinrichtingen van historische gebouwen zoals deze kerk.
Collega Huib schuift aan. Hij kwam zo’n zes jaar geleden bij dit bureau werken, net als Kotryna. Zij verhuisde acht jaar geleden vanuit Litouwen naar Nederland voor de liefde en studeerde in 2015 af aan de TU Delft. Sinds die tijd werkt ze hier. Na een beroepservaringsperiode van twee jaar – met Huib als mentor – is ze sinds 2017 officieel architect.
MANNENBOLWERK
De twee verschillen precies één generatie. Huib startte zijn werk in een andere wereld: ‘Bij mijn eerste baan werkte ik nog met potlood achter de tekentafel. Alle collega’s in de tekenkamer waren man. Op de administratieve afdeling had je juist alleen maar vrouwen – behalve het hoofd, dat was weer een man. En de directeur stond nog écht op een voetstuk. Als hij sprak, had je te luisteren.’
Ondenkbaar nu, zegt hij: op dit bureau is minstens een derde van het team vrouw. En de organisatie is plat: directie en medewerkers staan naast elkaar. Beter, vindt Huib. Maar eerlijk is eerlijk, de tekentafel mist hij soms nog wel. Want schetsen doet hij het liefst met de hand, niet met de computer. Kotryna: ‘Hier op de gang stond nog één tekentafel. Als je Huib kwijt was, kon je hem daar vinden. Maar de afgelopen tijd werkte hij veel thuis. Toen hebben we er een 3D-printer op gezet. De nieuwe generatie heeft het overgenomen’, zegt ze lachend.
Huib kan er prima mee leven, want tegenwoordig schetst hij met digitale pen op een tablet – het beste van twee werelden. Grijnzend: ‘Zo handig als de jonge generatie word ik toch nooit meer met computers.’
Tekst gaat verder onder de foto

‘ALS ZE ME VROEGEN OM IETS AAN TE PASSEN, VOND IK METEEN DAT MIJN ONTWERP VERKNALD WERD’
‘DE STAP NAAR HET ECHTE WERK, WAS VOOR MIJ EEN CULTUURSHOCK’
BAKSTEENLAND
Ook al tovert Kotryna met gemak de prachtigste driedimensionale tekeningen op de computer, ze moest flink wennen toen ze na haar studie de praktijk in ging. ‘De stap naar het echte werk was een cultuurshock. Op de universiteit ben je bezig met grote concepten, innovaties, gekke ideeën. Er zijn geen grenzen en je hoeft geen rekening te houden met budgetten. Maar als je een baan krijgt, sta je opeens in de realiteit.’
En in die realiteit kan lang niet alles waar je als kunstenaar van droomt: ‘Soms is er niet voldoende budget, soms past een idee niet binnen de cultuur – Nederland is bijvoorbeeld een echt baksteenland. En je moet vaak rekening houden met de wensen van allerlei partijen: opdrachtgevers, projectontwikkelaars, aannemers. Ik heb echt moeten leren om dat ‘spelletje’ te spelen: wanneer moet ik meebewegen, wanneer moet ik op mijn strepen staan?’
EEN GEBOUW VAN IEDEREEN
Soms botst dat, merkt Kotryna. Aan de ene kant wil je trouw blijven aan je idee, maar je wilt ook flexibel zijn. Als jonge architect is ze daarin nog zoekende. Huib snapt dat wel: ‘In de huidige architectuur is de creatieve ruimte soms beperkt door al die belanghebbenden. Maar ik vind het samenwerken met allerlei partijen ook leuk. Als je goed luistert wat iedereen wil, rolt er uiteindelijk een gebouw uit dat van iedereen is. Dan zegt én de architect én de projectontwikkelaar én de metselaar: kijk, dat heb ik gebouwd!’
Hij weet nog dat hij als student z’n eigen ontwerpen vaak hyperserieus nam: ‘Als ze me dan vroegen om iets aan te passen, vond ik meteen dat het ontwerp verknald werd. Tegenwoordig ga ik daar meer ontspannen mee om. Ik zie ook meer mogelijkheden om mijn concept overeind te houden.’
Maar als de kans zich voordoet, vinden ze het allebei toch wel érg leuk om iets te ontwerpen direct voor de ‘eindgebruiker’ zelf. Bijvoorbeeld voor mensen die een villa willen laten bouwen. Kotryna: ‘Bij die projecten start je echt aan het begin: hoe leven deze mensen, hoe gebruiken ze de ruimte, wat past bij hen? Ik houd ervan om die puzzel op te lossen, zodat je een huis krijgt dat én mooi is én functioneel voor de mensen die er komen wonen.’
EIGEN STIJL
Maakt die dertig jaar verschil eigenlijk nog dat ze een heel andere stijl hebben? ‘Ik heb een tijd lesgegeven op de hogeschool en daar waren studenten vaak druk op zoek naar hun stijl’, reageert Huib. ‘Ik zei dan altijd: probeer nou niet vanuit een zogenaamde ‘eigen stijl’ te ontwerpen. Want waar het weten begint, stopt het leren. Ook op m’n 62ste wil ik me niet vastpinnen op een eigen stijl. Juist de jonge architecten op ons bureau verrassen me soms met hun ideeën.’
Kotryna herkent zich in die open leerhouding: ‘In die eerste jaren heb ik veel geleerd van Huib en anderen. Nu kom ik vaker met mijn eigen ideeën. In het begin dacht ik altijd dat Huib gelijk had. Maar nu durf ik hem ook uit te dagen als ik een betere kans zie.’

‘IN HET BEGIN DACHT IK DAT HUIB ALTIJD GELIJK HAD, NU DURF IK HEM UIT TE DAGEN’
EN NOG DIT...
Welk gebouw vind je bijzonder en waarom?
Kotryna: ‘Het Heydar Aliyev Cultural Center van architect Zaha Hadid. Het staat in Baku, Azerbeidzjan. Dit gebouw roept heftige emoties bij me op: verbazing én opwinding. Het representeert een nieuwe, moderne toekomst voor het volk – een scheiding met de cultuur en architectuur van de Sovjet-Unie.’
Huib: ‘Het Louvre Abu Dhabi Museum van Jean Nouvel. Ik vind het indrukwekkend hoe hij de Arabische cultuur heel mooi in het ontwerp wist te vertalen.’
Wat is een recente inspiratiebron voor je werk?
Huib: ‘Michelangelo zei dat zijn beelden al in het marmer aanwezig waren, hij hoefde ze alleen maar te bevrijden. Dat idee inspireerde me bij het ontwerp van een – overigens niet gebouwd – klooster op Schiermonnikoog. Het duurzame gebouw in de duinen leek te zijn ontstaan uit materialen van het eiland zelf. Naast vergrijsd hout zou de gevel afgewerkt worden met stucwerk met zand en schelpen, en het dak zou begroeid worden met helmgras.’
Kotryna: ‘Ik ben gefascineerd door het Zwitserse zakmes, omdat het ontwerp je steeds verrast en omdat het streeft naar maximaal potentieel. Ik heb recent een multifunctionele kamer ontworpen volgens het principe van dit zakmes. Het heeft een ingebouwde kastenwand met alle functies die nodig zijn: veel bergruimte, een uitklapbaar bed en een uitklapbare werktafel. Doordat je alles in kunt klappen, houd je veel ruimte over.’